Rekenen

De leerlingen werken in groep 5 in het getallengebied tot 1000 en later ook tot 10.000. O.a. geld, verpakkingen en de getallenlijn ondersteunen het inzicht in de structuur en de waarde van de steeds groter wordende getallen.
·      Uitspraak van de getallen;
·      De telrij t/m 1000 en later t/m 10 000. Tellen met sprongen 
       van 
1, 10, 20, 25, 50 en 100;
·      Buurgetallen (... - 800 - ...);
·      Het ordenen van getallen. Oa. op volgorde zetten;
·      Getallen tussen honderdtallen plaatsen en bij welk honderdtal

       ligt het getal het dichtst bij?;
·      Getallen koppelen aan de getallenlijn;
·      Structuur van de getallen. Geld en verpakkingen;
·      Positiewaarde. Welke getallen kun je maken van de cijfers 3,
       4 
en 8? en hoeveel is de 4 waard in 347?
 
Optellen en aftrekken
In groep 5 werken de leerlingen aan het optellen en aftrekken tot en met 1000. Handig gebruiken van de structuur van het getal wordt gestimuleerd (350+200 en 560-500). Ook bij het aanvullen tot of afhalen van een honderdtal.
·       Optellen en aftrekken tot en met 100 (herhaling en handig

        rekenen) ;
·       Structuuroefeningen (300 + 40 =; 350 + 200 = en 560 – 60  

        560 – 500 =) ;
·       Optellen en aftrekken tussen de honderdtallen

        (145 + 30 =; 175  – 50 = en later ook
         (125 + 28 = en 125 + 328 =; 865 – 28 =) ;
·       Aanvullen tot een honderdtal (165 + ... = 200) en afhalen van

        een honderdtal  (200 – 35 =) ;
·       Optellen en aftrekken over het honderdtal
         (160 + 70 =; 205 –10

        = en later ook 395 +  28 = en 805 – 28 =) .

Delen

In groep 5 leren de leerlingen alle deeltafels t/m 10 en het delen met rest. In het tweede deel van het schooljaar delen ze ook met grote getallen, waarbij steeds de relatie met de deeltafels t/m 10 wordt gelegd.
.      Verkenning deelsituaties en introductie van het deelteken-   
.      Oefenen van het delen in samenhang met het
       vermenigvuldigen.
.      Delen zonder rest en delen met rest.
.      Het delen van grotere getallen (120 : 4 =; 1200 : 4 =; 72 : 3 =;

       120 : 8 =)
.      Delen in een context: delen van 1 euro, 2 meter, 2 liter en 1

       pizza.


Geld
In groep 5 leren de leerlingen te rekenen (betalen en teruggeven) met geldbedragen in verschillende toepassingssituaties. Er is expliciet aandacht voor de komma in de geldbedragen.
·      Gepast betalen en teruggeven tot en met 100 euro
·      De komma in geldbedragen (2 euro + 5 cent = € ...,...
       en € 0,35 = ... euro en ... cent)
·      Rekenen met geld in verschillende toepassingssituaties

 
Meten:
- Herhaling klokkijken met hele en halve uren en kwartieren (zowel analoog als digitaal)
- Introductie minuut
- Klokkijken (analoog en digitaal, tot op de minuut)
- Tijdsduur (van 9.45 uur tot 10.05 uur)